Hoofdstuk 10: Het Herstel van Alle Volken

HOOFDSTUK 10:
Het Herstel van Alle Volken

 

In het tweede hoofdstuk van Daniël heeft koning Nebukadnezar van Babylon een profetische droom over een enorm beeld met een hoofd van goud, armen van zilver, een buik van brons, benen van ijzer en voeten van ijzer vermengt met leem. Daniël legde deze droom uit aan de koning. De verschillende (lichaams) delen van het beeld stelden de aardse koninkrijken voor. Het hoofd van goud was Babylon, wat op dat moment het huidige aardse koninkrijk was. Later zou het koninkrijk van Medo-Perzië zich oprichten en Babylon veroveren. Dit koninkrijk was geprofeteerd door de twee armen van zilver.

Hierna zou de bronzen buik (de Griekse natie) onder leiding van Alexander de Grote Medo-Perzië veroveren. Weer later zou het ijzeren rijk van Rome het heersende aardse koninkrijk worden. Rome is weer later verdeeld in twee secties, Oost en West. Het Oost Romeinse Rijk werd bestuurd vanuit een stad in Klein Azië, namelijk Constantinopel, ook wel het ‘Nieuwe Rome’ genoemd. Het West Romeinse Rijk werd bestuurd vanuit Italië, dit gebeurde uiteraard vanuit het ‘Oude Rome’.

Het West Romeinse Rijk viel in 476 v.Chr. en het machtsvacuüm werd grotendeels opgevuld door de bisschop van Rome. Deze regeerde eerst door de kracht van religie, maar later kwam hier politieke en militaire macht bij. Het wordt over het algemeen aangenomen dat de voeten van ijzer vermengd met leem te maken hebben met de Middeleeuwen en de regering van de Rooms-katholieke Kerk als uitbreiding van het West Romeinse Rijk. Het Oost Romeinse Rijk verloor geleidelijk aan macht aan de Saracenen en de Ottomanen, totdat ten slotte Constantinopel viel in 1453 n.Chr.

Hoewel er veel verschillende opvattingen bestaan over de exacte vervulling van Nebukadnezars droom is het duidelijk dat de verschillende materialen de verschillende succesvolle politieke fasen van de wereldse koninkrijken voorstellen. Het feit dat al deze koninkrijken in de droom zijn afgebeeld in één beeld vertelt ons hoe God hier tegenaan kijkt. Het zijn uiteraard verschillende koninkrijken, maar toch stellen ze een uniforme periode van tijd voor, met een begin en een eind.

Aan het einde van het tijdperk van deze koninkrijken raakt een steen los uit een berg dat het beeld zal inslaan op zijn voeten, met als gevolg dat het hele beeld wordt verpulverd tot kaf op een dorsvloer. Het menselijke systeem van koninkrijken word vervolgens weggevoerd door de wind en wat overblijft is de steen die groeit tot een hele berg dat de aarde bedekte. Sommigen menen dat deze steen Jezus Christus is, maar Daniël 2:44 interpreteert de steen als het Koninkrijk van God.

44 Maar ten tijde van die koninkrijken zal de God van de hemel een rijk laten opkomen dat nooit te gronde zal gaan en dat nooit op een ander volk zal overgaan. Het zal al die koninkrijken verbrijzelen en vernietigen, maar zelf zal het eeuwig bestaan

Oftewel, er zal een dag komen dat het Koninkrijk van God de plaats inneemt van alle menselijke koninkrijken. De aarde zal dan geregeerd worden met rechtvaardigheid door de wetten van God, en niet meer door de onrechtvaardige en vaak straffende en tegengestelde wetten van de mens. Openbaringen 11:15 spreekt van een dag wanneer alle aardse volken worden bijgevoegd aan het Koninkrijk van God. Zie Bijbelteksten, eerst de NBV en hierna de SV.

15 Toen blies de zevende engel op zijn bazuin. In de hemel klonken luide stemmen, die zeiden: ‘Nu begint de heerschappij van onze Heer over de wereld, en die van zijn messias. Hij zal heersen tot in eeuwigheid.’ (NBV)

15 En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. (SV)

ALLE VOLKEN ZULLEN ZICH TOT GOD KEREN

Vaak lezen we Psalmen zonder echt de diepere betekenis van de woorden of hun profetie te begrijpen. Laten we kijken naar enkele Psalmen met in gedachten de Bijbelse visie van alle volken in onderwerping aan Jezus in Zijn Koninkrijk, te beginnen met Psalm 66:4.

4 Laat heel de aarde voor u buigen en zingen, uw naam bezingen.’ Sela

Ook prachtig is Psalm 67:

1 Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een psalm, een lied. 2 God, wees ons genadig en zegen ons, laat het licht van uw gelaat over ons schijnen, sela 3 dan zal men op aarde uw weg leren kennen, in heel de wereld uw reddende kracht. 4 Dat de volken u loven, God, dat alle volken u loven. 5 Laten de naties juichen van vreugde, want u bestuurt de volken rechtvaardig en regeert over de landen op aarde. sela 6 Dat de volken u loven, God, dat alle volken u loven. 7 De aarde heeft een rijke oogst gegeven, God, onze God, zegent ons. 8 Moge God ons blijven zegenen, zodat men ontzag voor hem heeft tot aan de einden der aarde.

Psalm 72:11–19 zegt,

11 Laten alle koningen zich neerwerpen voor hem, alle volken hem dienstbaar zijn17 Zijn naam zal eeuwig bestaan, zijn naam zal voortleven zolang de zon zal schijnen. Men zal wensen gezegend te worden als hij, en alle volken prijzen hem gelukkig. 18 Geprezen zij God, de HEER, de God van Israël. Hij doet wonderen, hij alleen. 19 Geprezen zij zijn luisterrijke naam, voor eeuwig. Moge zijn luister heel de aarde vervullen. Amen, amen!

Psalm 86:9 en 10 zegt,

9 Alle volken, door u gemaakt, komen en buigen zich, Heer, voor u en prijzen uw naam. 10 U bent groot, u doet wonderen, u alleen bent God.

De dag nadert waarop alle volken het pad naar de vrijheid, vrede en welvaart zullen zien door Jezus Christus hun Koning te maken. Dan zullen ze de goddelijke wet aannemen als grondwet. De volken zullen dit één voor één doen, totdat het Koninkrijk de hele aarde vult, net zoals de grote bergketen, voorspelt door de profeet Daniël (2:35). Ook Jesaja voorzag deze dag in een visioen in Jesaja 2:2–4,

2 Eens zal de dag komen dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal staan, verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen (d.w.z. volken). Alle volken zullen daar samenstromen, 3 machtige naties zullen zeggen: ‘Laten we optrekken naar de berg van de HEER, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen.’ Vanaf de Sion klinkt zijn onderricht, vanuit Jeruzalem spreekt de HEER. 4 Hij zal rechtspreken tussen de volken, over machtige naties een oordeel vellen. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is.

Dit is het grote Sabbatsmillennium op aarde, waar God een tijd van rust verklaart voor alle arbeid die alle volken is opgelegd vanwege de zonde van Adam. Het doel van deze Sabbat is niet om te luieren, maar om ons vrij te maken zodat we de tijd hebben om ons in (het werk van) de Vader te kunnen verdiepen. Het zal een tijd zijn waarin we Gods wegen zullen leren. Dit zal niet alleen gelden voor enkelingen of voor kleine groeperingen of voor Kerken, maar voor de hele wereld.

DE VAL VAN JERICHO

Het verhaal over de val van Jericho is profetisch met betrekking tot de val van Babylon. In andere woorden het verhaal van Jericho’s val is profetisch met betrekking tot de val van het grote Babylon in Openbaringen 17–19. De overeenkomsten zijn opvallend als men dit bestudeerd. Bij Jozua’s verovering van Jericho vertelde God hem dat hij zes dagen om de stad moest marcheren terwijl ze op de ramshorens moesten blazen. Op de zevende dag moesten ze zeven keer rond de stad marcheren en vervolgens luid schreeuwen. Toen ze dit deden trof een aardbeving de stad waardoor de muren vielen en de stad veroverd werd.

In het boek Openbaringen zien we dat de stad Babylon op dezelfde manier valt. Er zijn zeven zegels en de zevende zegel bevat zeven trompetten. Er zijn zeven trompetten en de zevende trompet bevat zeven offerschalen. En dan valt Babylon, het wordt veroverd door het Koninkrijk van God.

Het is opmerkelijk dat de omverwerping van onderdrukkende en overheersende wetstelsels en overheden een goddelijk begin van het Jubeljaar is. Het hoofddoel van het Jubeljaar is om de mensen vrij te maken van elke vorm van slavernij. Daarom is het vanzelfsprekend dat de val van Babylon in Openbaringen een Jubeljaar is.

De zeven zegels vertegenwoordigen de zeven kerktijdperken die het Pinkstertijdperk bevatten. De zevende zegel is de laatste ‘dag’ van de val van Babylon (of Jericho). Gedurende die laatste ‘dag’ zijn er zeven trompetten. God gaf in de wet aan dat de priester bij elke nieuwe maan op de trompet moest blazen, oftewel het begin van elke maand, om zodoende de kalander bij te houden door de maanden te tellen. Daarom vertegenwoordigen de zeven trompetten de zeven maanden die op de zevende maand van de Hebreeuwse kalender wijst.

In de zevende maand wordt het Loofhuttenfeest gevierd. Hierbij moest de priester met de nieuwe wijn een drankoffer uitschenken als een eerstelingsoffer voor God (Num. 29:16). Omdat het Loofhuttenfeest een zevendaags feest was waren er zeven offerschalen met wijn die werden uitgeschonken als offer om dit feest te vieren in de zevende maand. Zo zien we dat de Hebreeuwse kalender het raamwerk vormt van het boek Openbaringen. Het Loofhuttenfeest draagt een profetische ondertoon dat de val van Babylon uitbeeldt waardoor de volken bevrijd zullen worden.

Dit verklaart ook waarom God de priesters de opdracht gaf om zeventig ossen te slachten gedurende de zeven dagen van Loofhutten (Num. 29:12–34). Zeventig is het universele getal dat alle volken op aarde vertegenwoordigt. Alfred Edersheim zegt op pag. 277 van zijn boek: The Temple,

“Er waren zeventig stieren om te corresponderen met het aantal volken in de wereld, namelijk zeventig.”

In Genesis 10 wordt gezegd dat de zonen van Noach aan het begin staan van de verschillende volken op aarde. De lijst vermeldt in totaal zeventig volken.

We concluderen vervolgens dat het Loofhuttenfeest profetisch was met betrekking tot Gods werk voor alle volken op aarde. Het boek Openbaringen verklaart met veel details hoe we de wet van de zeventig ossen van Loofhutten moeten interpreteren. Net zoals het offer van het lam werd vervuld door Christus, die het ware Lam van God voor ons is. Zo is ook het slachten van de ossen vervuld in Christus voor alle volken in de wereld. In wezen profeteert het over het herstel van alle dingen.

DE JUBELJAARTROMPET BIJ JERICHO

Bij het verhaal over de val van Jericho is het woord Jubeljaar vijf keer verborgen in de tekst in Jozua 6. Hier wordt gewoonlijk overheen gelezen omdat de vertalers het Hebreeuwse woord yobel vertaald hebben met ‘rams-hoorns’ in plaats van ‘Jubeljaar-hoorns’.

4 Er moeten zeven priesters met zeven ramshoorns (yobel, ‘Jubeljaar’) voor de ark van het verbond uit gaan. Maar op de zevende dag moeten jullie zevenmaal om de stad trekken. De priesters moeten op de ramshoorns (yobel, ‘Jubeljaar’) blazen,

5 en als het volk die hoort klinken moet het uitbarsten in luid geschreeuw. De muur van de stad zal dan instorten en iedereen zal de stad binnenklimmen vanaf de plaats waar hij zich bevindt.’

6 Jozua, de zoon van Nun, liet toen de priesters komen en gaf hun de opdracht: ‘Neem de ark van het verbond op. Zeven priesters moeten met zeven ramshoorns (yobel, ‘Jubeljaar’) voor de ark van de HEER uit gaan.’

7 En tegen het volk zei hij: ‘Trek op naar de stad, trek eromheen en laat de voorhoede van het leger voor de ark van de HEER uit gaan.’

8 Het gebeurde zoals Jozua het volk had opgedragen. Zeven priesters gingen met zeven ramshoorns (yobel, ‘Jubeljaar’) voor de HEER uit; ze trokken al blazend op de ramshoorns op naar de stad. De ark van het verbond met de HEER kwam achter hen aan…

13 de zeven priesters met de zeven ramshoorns trokken al blazend op de hoorns (yobel, ‘Jubeljaar’) voor de ark van de HEER uit, de voorhoede ging voor hen uit en de rest van het volk kwam achter de ark van de HEER. Onophoudelijk klonken de ramshoorns.

Deze verzen vertellen ons letterlijk dat de priesters de zeven trompetten van het Jubeljaar droegen. Het is zeer betreurenswaardig dat de vertalers het belang van het concept van het Jubeljaar niet inzagen bij het vertalen. Het had de Kerk laten zien dat de ultieme vervulling van het Jubeljaar niet slechts één dag of één trompet besloeg, maar de tijd van zeven trompetten, verdeeld over zeven dagen. De trompet van het Jubeljaar moest klinken op de Verzoendag, maar het Jubeljaar zelf was slechts een voorbereidingsdag voor het Loofhuttenfeest, dat een zevendaags feest was. Het verhaal over de val van Jericho in combinatie met het boek Openbaringen toont ons hun profetische betekenis.

Het lijkt erop dat we vandaag de dag het einde naderen van het Pinkstertijdperk en we ons bevinden in de tijd van de zevende trompet. De zeven offerschalen worden uitgeschonken aan het begin van dit Loofhuttentijdperk. Ondanks dat de muren van de stad nog stevig overeind staan zal de dag aanbreken waarbij Gods grote aardbeving alles zullen schudden met als gevolg dat er niks meer zal blijven staan wat niet bij Zijn Koninkrijk hoort (Haggai 2:6, 7; Heb. 13:26–28).

GOD WIL AL HET GOUD, ZILVER, BRONS EN IJZER

In Jozua 6:19 worden de Israëlieten instructie gegeven met betrekking tot oorlogsbuit als God hen de stad overlevert.

19 Al het zilver en goud en alle voorwerpen van koper, brons en ijzer zijn aan de HEER gewijd; alles gaat naar de schatkamer van de HEER.’ 

God eist al het goud, zilver, brons (koper) en ijzer van de stad Jericho voor Zijn schatkamer. Deze metalen staan voor alle volken op aarde, net zoals dit wordt beschreven in het boek Daniël. De eis in Jozua 6 profeteert dat alle volken in deze wereld zullen worden opgenomen in de Gods schatkamer, oftewel Zijn Koninkrijk (Op. 11:15). Deze wet van goud en zilver en zijn betekenis wordt herhaald in Haggai 2:8 en 9,

8 Het zilver is voor mij en het goud is voor mij – spreekt de HEER van de hemelse machten. 9 De luister van deze tempel zal groot zijn, nog groter dan voorheen – zegt de HEER van de hemelse machten –, en van hieruit zal ik jullie vrede en voorspoed geven – spreekt de HEER van de hemelse machten.’

Jezus Christus is voorbestemd als Koning der koningen en Heer der heren. Hij is voorbestemd om door ‘elk schepsel in de hemel, op aarde, onder de aarde en in de zee, alles en iedereen’ aanbeden te worden (Op. 5:13). Het doel van Gods oordeel is om deze metalen te herstellen en te verfijnen zodat God zelfs Zijn vijanden in Zijn schatkamer kan brengen, waardoor de dood afgeschaft wordt en Hij alles in allen zal zijn.

JERICHO TOEGEWIJD AAN GOD

Jozua 6:17 vertelt ons ook dat de stad Jericho en alles wat er in is ‘onder de ban’ was. Ook was ze onvoorwaardelijk aan de Heer ‘gewijd’. Om de betekenis van Jericho’s toewijding te begrijpen moeten we eerst de wet van toewijding bestuderen.

Het Hebreeuwse woord is cherem, wat afstamt van het woord charam. Deze woorden zijn lastig te vertalen in het Nederlands. Het betekent dat het aan God moet worden gegeven en het kan niet worden gekocht of verlost uit Zijn bezit. Het mocht alleen gebruikt worden voor Gods doeleinden. De wet met betrekking tot toewijding kunnen we vinden in Leviticus 27:28 en 29:

28 Wanneer iemand iets uit zijn bezit onvoorwaardelijk aan de HEER heeft gewijd, of het nu slaven, vee of grond betreft, rust er een ban op. Het kan dan niet worden verpand en de gelofte kan niet worden afgekocht. Alles wat onvoorwaardelijk aan de HEER is gewijd, is allerheiligst. 29 Wanneer een mens eenmaal onvoorwaardelijk aan de HEER is gewijd, kan hij niet worden vrijgekocht; hij moet ter dood gebracht worden.

In andere woorden, als iets aan God ‘gewijd’ is kan het nooit van Hem afgenomen worden. Ook zal God het nooit verkopen of inruilen voor geld of goed. Als voorbeeld, Jezus sprak over zulke mensen in Johannes 10:27–29,

27 Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. 28 Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand rove. 29 Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven.

Deze schapen behoren aan Jezus, ze zijn gegeven aan Hem door de Vader. Ze zijn ‘gewijd’ aan Hem; hierdoor kunnen ze niet uit Zijn hand geroofd worden. Ze maken deel uit van Zijn Bruid, want van het Hebreeuwse woord charam is het woord ‘harem’ afgeleid. Ze zijn niet gewijd aan dood of vernietiging, maar aan het leven. Het zijn degenen die vrijwillig zijn gestorven aan hun eigen wil uit liefde voor Hem. Net zoals Jezus zijn zij de lamgemeenschap; ze hebben het karakter van het Lam van God, die ook vrijwillig Zijn leven afstond voor anderen.

Met de achtergrond van de wet van toewijding zien we de onderliggende betekenis van Jericho’s (toe)wijding aan God. De stad was gewijd voor vernietiging, maar God eiste al het goud, zilver, brons en ijzer. Deze metalen vertegenwoordigen de mensen die de burgers zijn van de koninkrijken van deze wereld. Zij zijn zekerlijk gewijd aan vernietiging, maar dit is een vleselijke vernietiging, waardoor de mensen gered worden en Gods schatkamer kunnen binnengaan. De ongelovigen zijn gewijd aan de vuurpoel, zodat zij worden berecht en zeven keer worden gezuiverd en zodoende geschikt worden gemaakt voor gebruik in Zijn Tempel.

Nebukadnezars droom in Daniël 2 beeld deze wijding aan vernietiging uit in termen van de steen die alles verbrijzelde. Jozua beeld het uit als gewijd zijn aan de schatkamer van God. Het boek Openbaringen zegt dat de koninkrijken van de wereld het Koninkrijk van Jezus Christus zal worden. Als we naar al deze thema’s kijken in de verschillende manieren waarop ze worden uitgebeeld zien we dat ze allemaal wijzen naar het herstel van alle dingen, waarbij alle volken Jezus Christus zullen aanbidden. Dit gebeurt bij de val van Babylon, nadat ze zijn vrij gemaakt door het Jubeljaar in het Loofhuttentijdperk.

DE ACHANLEER

Tijdens de strijd van Jericho nam een man genaamd Achan wat zilver, goud en een Babylonische mantel mee uit Jericho en begroef dit in de grond onder zijn tent (Joz. 7:21). Hij stal datgene dat ‘gewijd’ was aan God. Het gevolg was dat Israël de volgende slag tegen de stad Ai verloor, waarbij 36 mensen gedood werden. Jozua bad om te weten te komen hoe deze ramp kon gebeuren. God vertelde hem dat er zonde was binnen het kamp. Hij onderzocht de zaak en kwam erachter dat Achan niet alle gewijde dingen aan God had gegeven. Jozua 7:25 en 26 zegt,

25 Jozua zei: ‘Jij hebt ons in het ongeluk gestort! Daarom zal de HEER jou vandaag in het ongeluk storten.’ Hij en al de zijnen werden door heel Israël gestenigd en verbrand. 26 Daarna bedolven ze hen onder een grote hoop stenen. Toen bekoelde de woede van de HEER. Deze steenhoop is er tot op de dag van vandaag en deze plaats wordt het Achordal (‘ongelukdal’) genoemd, tot op de dag van vandaag.

De Achanleer bestaan uit het idee dat deze ‘vijanden’ van God, de burgers van Jericho en Babylon, moeten worden vernietigd, worden begraven in de grond of moeten branden in de hel als straf voor hun zonden. Achan begroef het goud en zilver onder zijn tent. Dit was stelen van God, omdat God een claim had gelegd op heel de buit van de oorlog. Verder stal Achan ook een Babylonische mantel. Dit heeft ook een profetische betekenis. Het houdt in dat Achan verlangde naar een gedeelte van de Babylonische gedachte. Hij had meer voorkeur voor de Babylonische mantel dan voor de mantel van gerechtigheid die wordt aangehaald in Jesaja 61:10 en 11.

10 Ik vind grote vreugde in de HEER, mijn hele wezen jubelt om mijn God. Hij deed mij het kleed van de bevrijding aan, hulde mij in de mantel van de gerechtigheid, zoals een bruidegom een kroon opzet, zoals een bruid zich tooit met haar sieraden. 11 Want zoals de aarde haar gewassen voortbrengt, zoals een tuin het gezaaide laat ontkiemen, zo laat God, de HEER, gerechtigheid ontkiemen en glorie voor het oog van alle volken.

Dit is hetzelfde hoofdstuk waar Jezus uit citeerde aan het begin van Zijn bediening om Zijn roeping te omschrijven met het oog op het bevrijden van gevangenen. Het hoofdstuk is een gedeelte van Jesaja’s commentaar op de wet van het Jubeljaar. Hierdoor is het gekoppeld aan het Loofhuttenfeest. Het Hebreeuwse woord voor Loofhut is sukkoth. Het stamt af van sukka wat een bruidsbaldakijn is. Het vertegenwoordigt de kleding van de rechtvaardigen wat de ultieme beloning is voor een gelovige, afgebeeld in de gedaanteverwisseling van Jezus.

Achan is een schaduw (type) van iemand die in plaats van zijn Babylonische mantel, zijn beloning van transfiguratie opgaf tijdens het Loofhuttenfeest. De Babylonische mantel staat hier voor de leer dat God niet alle goud en zilver (de mensheid) van de wereld bezit.

DE POORT VAN HOOP

Hosea 2:17 profeteert dat op een dag het Achordal (‘Ongeluksdal’) zou veranderen in een ‘poort van hoop’. Het Achordal was de plek waar Achan was gestenigd (Jozua 7:26) vanwege het stelen van goud en zilver uit de buit van Jericho. Hosea toont aan dat het verhaal van Achan profetisch was en een toekomstige vervulling te wachten stond. Het was verbonden met de tijd van Israëls problemen toen ze werden verbannen uit het land door Gods oordeel. De poort van hoop was Israëls herstel tot God en het was gebaseerd als een gedeelte van het Noachitisch verbond dat God maakte met elk levend wezen in het negende hoofdstuk van Genesis. Vandaar dat we lezen in Hosea 2:20,

20 Op die dag sluit ik voor mijn kinderen een verbond met de dieren van het veld en met alles wat vliegt en kruipt. Ik maak een einde aan het geweld van boog en zwaard in hun land, zodat ze in rust en vrede kunnen leven.

Als dit het geval is zien we de Achanleer als een anti-herstelleer. De tweede Jozua (Jezus) zal komen met Urim en Thummim (de orakelstenen) en zal deze ongelukkige leer aanwijzen. En als Hij dit doet zullen de mensen naar die tent gaan en het gestolen goud en zilver vinden en dit aan de voeten leggen van Jozua. God heeft Zichzelf bedoeld om ‘alles in allen’ te zijn (1 Kor. 15:28) en niemand kan hier tegenin gaan (Rom. 9:19).

De exclusieve en beperkte kijk op redding, het tegenwoordige Achan, zal worden aangewezen en worden vernietigd door de openbaring van de waarheid. De oplossing van Achan in het Achordal zal ook een poort van hoop zijn voor de hele wereld, want alle schatten van de aarde zullen naar Jozua gebracht worden en zodoende herteld worden in Gods pakhuis.

HET HERSTEL VAN HET IJZEREN BLAD VAN DE BIJL

De profeet Elisa was het hoofd van een profetengemeenschap in het oude Israël. Elisa was de opvolger van Elia. Hij had gevraagd om een dubbele dosis van de Geest die op Elia was en had dit ook gekregen (2 Kon. 2:9). Met als gevolg dat er acht wonderen zijn vermeld en toegeschreven aan Elia, en dat er zestien zijn toegeschreven aan Elisa. Acht is het getal van een nieuw begin, maar zestien is het getal van liefde. Elia bereidde de weg voor Elisa voor, net zoals Johannes de weg voor Jezus voorbereidde om zo een nieuw begin voor de aarde vast te stellen. Zodoende is de weg voorbereid zodat de liefde van God kan worden uitgebreid tot redding voor alle mensen.

Eén van Elisa wonderen was het herstellen van een ijzeren blad van een bijl dat zoek was geraakt in de Jordaan. Het verhaal kunnen we vinden in 2 Kon. 6:1–7.

1 Op zekere dag zeiden de leden van de profetengemeenschap tegen Elisa: ‘Het gebouw waarin wij met u wonen is te klein voor ons allen, zoals u ziet. 2 Laten we naar de Jordaan gaan en daar boomstammen halen om een nieuw onderkomen te bouwen.’ ‘Ga je gang,’ zei Elisa. 3 Maar een van de profeten zei: ‘Doet u ons een genoegen, heer, en ga met ons mee.’ ‘Goed,’ zei Elisa 4 en hij ging met hen mee naar de Jordaan, waar ze bomen begonnen om te hakken. 5 Terwijl ze daarmee bezig waren, schoot bij een van de profeten het ijzeren blad van zijn bijl los en viel in het water. ‘Wat nu, heer!’ riep hij uit. ‘Ik had hem te leen!’ 6 ‘Waar is hij gevallen?’ vroeg de godsman. Nadat de man hem de plaats had aangewezen, sneed Elisa een twijg af en gooide die in het water, waarop het ijzer kwam bovendrijven. 7 ‘Haal hem er maar uit,’ zei hij, en de man pakte het blad van de bijl weer uit het water.

Ik ben van mening dat het ijzer in dit verhaal niet alleen het ijzeren koninkrijk van Rome vertegenwoordigd, maar in het verlengde hiervan ook alle succesvolle Babylonische rijken. Net zoals het ijzeren blad de bomen omhakte, zo ook onderwierp het Romeinse Rijk vele volken. Volken worden in de Schrift vaak uitgebeeld als bomen. Eén van de bomen die Rome onderwierp was het volk Juda. Maar die boom bracht een twijg voort – Jezus Christus – die in de Jordaan (de dood) werd gegooid om zodoende het ijzer te herstellen, dit wil zeggen de koninkrijken van deze wereld.

De koninkrijken van deze wereld zijn gewijd aan vernietiging, net zoals het ijzeren blad in de Jordaan viel. Maar ze worden gered door Jezus Christus, die in het verhaal door Elisa wordt vertegenwoordigd als een type van Christus. Hij redt hen door toedoen van het twijgje in het water. Dit betekent het Kruis, met Jezus’ dood dat wordt toegedaan in het water, dat de ‘volken, scharen, natiën en tongen’ uitbeeld. Openbaringen 17:15 zegt,

15 De waterstromen die je zag,’ zei de engel, ‘waar de hoer aan zit, zijn vele landen en volken en stammen.

Dit korte verhaal van Elisa laat een prachtig beeld zien van het herstel van alle dingen en de onderwerping van alle volken aan het Koninkrijk van Jezus Christus. Het is het twaalfde wonder van de zestien die Elisa heeft verricht, het draait om de oprichting van de goddelijke regering op aarde.

DE BEDIENING VAN DE BEMIDDELING

Ik geloof dat we op het punt staan om het Beloofde Land van het Loofhuttentijdperk in te treden. De dag nadert snel en op het moment is daar dat Jozua–Jezus er klaar voor is om de grote Achanleer, de leer die Israël in verwarring brengt, bloot te leggen. Net zoals degenen die naar Achans tent werden gestuurd om het goud en zilver op te graven worden wij ook geroepen om deze dingen aan het licht te brengen en om de gewijde dingen naar Zijn schatkamer te brengen.

Er wordt nergens in de Schrift vermeld dat wij geroepen moeten worden om een bediening aan te nemen waarbij we eeuwige straf moeten verkondigen aan de mensen. Zoals we zagen in hoofdstuk 8, is dit in feite de Achanleer. Het staat haaks op de bediening van de bemiddeling, waar Paulus over spreekt in 2 Kor. 5:18–21.

18 Dit alles is het werk van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de verkondiging daarover toevertrouwd. 19 Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend (bemiddeld): hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de verzoening (katallasso, ‘bemiddeling’) toevertrouwd. 20 Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen (bemiddelen). 21 God heeft hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij door hem rechtvaardig voor God konden worden.

Zoals u ziet hebben we de vertaling veranderd van verzoening naar bemiddeling. Dit vraagt om een verklaring. Er zijn twee Griekse woorden en met beide woorden heeft de NBV het woord verzoening vertaald, namelijk: katallasso en apo-katallasso. Deze woorden zijn gerelateerd, maar verschillen wel iets van elkaar. U kunt de juiste vertaling vinden in ‘The Concordant Version’.

Als twee vijanden een verschil van mening hebben moeten ze met elkaar verzoend worden. Maar er vind bemiddeling plaats als één van de twee besluit de ander gelijk te geven. Bemiddeling is een eenzijdige vrede dat buiten de wil of kennis van de ander geschied. Het wordt gedaan door de raad van zijn eigen wil.

Hij die zichzelf met zijn broeder wil verzoenen stuurt zijn ambassadeur op pad met de witte vlag van de wapenstilstand om voor de vrede te pleiten, met de smeekbede om zijn bemiddeling te aanvaarden. Als de ander de bemiddeling aanvaardt wordt het tweezijdig; dit is verzoening.

In 2 Korintiërs 5 (zie vorige tekstgedeelte) zien we dat God de wereld met Hem heeft bemiddeld. Hij legde Zijn rechtvaardige en wettige zaak die hij tegen de wereld had aan de kant en bemiddelde met de wereld. Vervolgens stuurt hij ons christenen de wereld in als ambassadeur van Hem met de smeekbede om aan Zijn bemiddeling te beantwoorden. Een ieder die hier acht op slaat en vrede met God verklaart wordt verzoend met Hem. Dit wordt bevestigd door Romeinen 5:10 en 11,

10 Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met hem verzoend (bemiddeld) door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met hem zijn verzoend (bemiddeld), worden gered door diens leven. 11 En meer nog, dat wij God prijzen danken we aan onze Heer Jezus Christus, door wie we nu al met God zijn verzoend (bemiddeld).

Christus stierf voor ons toen wij nog steeds zondaren waren en tegen God vochten. In andere woorden, de bemiddeling vond plaats VOOR de verzoening, omdat God uit Zichzelf de eerste stap zette. Paulus gebruikt deze termen zorgvuldig. Dit kan eenvoudig worden opgemaakt uit drie passages waar hij de term apo-katallasso gebruikt, oftewel verzoening. De eerste passage is Efeziërs 2:16.

16 en verzoende (apo-katallasso) hij door het kruis beide in één lichaam met God, door in zijn lichaam de vijandschap te doden.

Paulus spreekt hier over de ‘muur van partitie’ dat Israël scheidde van de ‘Heidenen’. Omdat hij spreekt over BEIDE partijen die verzoend worden gebruikt hij het juiste woord, apo-katallasso. De andere twee voorbeelden staan in Kolossenzen 1:20–22.

20 en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen (apo-katallasso), alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis. 21 Eerst was u van hem vervreemd en was u hem in al het kwaad dat u deed vijandig gezind, 22 maar nu heeft hij u door de dood van zijn aardse lichaam met zich verzoend (apo-katallasso) om u heilig, zuiver en onberispelijk bij zich te brengen.

Paulus zegt simpelweg dat het Gods doel is om alle dingen met Zichzelf te verzoenen. Dit betekent dat BEIDE partijen vrede moeten sluiten. In de bovenstaande passage spreekt Paulus over christenen in Kolosse die op hun buurt bemiddelde met God; waardoor er een wederzijdse verzoening was tussen hen.

In 2 Korintiërs 5 (aangehaald in het begin van dit hoofdstuk) legt Paulus aan de christenen uit dat ze geroepen worden om ambassadeurs van Christus te zijn met een bediening van bemiddeling. Dit houdt in dat ze zijn toevertrouwd om een boodschap over te brengen aan de wereld. Het is GEEN woord van helvuur en zwavel. Het is GEEN slecht nieuws over verdoeming. Het is het goede nieuws ‘dat God in Christus DE WERELD met Zichzelf bemiddeld, zonder dat Hij hun overtredingen HEN aan te rekent’.

Natuurlijk breken er tijden aan dat God iemand roept om iemand anders of een volk te waarschuwen of een naderend oordeel te verkondigen. Toch is dit niet de algemene boodschap die aan christenen wordt gegeven om te verkondigen in de wereld. Toch zien we vaak dat het evangelie, wat ‘goed nieuws’ betekent, is gewijzigd door een misvatting van Gods doel en plan om zowel alle mensen te rechtvaardigen als te verzoenen met Zichzelf.

Ik was ooit van mening dat het mijn christenplicht was om anderen te overtuigen dat ze zondaren waren en in gevaar verkeerde van Gods wraak. Nadat ik leerde dat het Gods plan is om de hele mensheid te herstellen en de wereld te bemiddelen deelde ik dit met ongelovigen. Het verbaasde mij hoe snel ze beantwoorden aan Gods woord en dat ze erg enthousiast waren om God te leren kennen. Ik zag dat deze mensen vreugdevol berouw van hun zonden hadden en tot God keerde met een hart van liefde. Ze waren geïntimideerd door de wijsheid en de barmhartigheid van God. Ze verheugden zich in de gerechtigheid en de genade van God. Hun levens werden voorgoed veranderd door de kracht van liefde en vergeving.

Tot de Kerk deze bediening van de bemiddeling begrijpt zal het slechts in beperkte mate succes hebben om de wereld te bekeren. Velen zullen God beantwoorden uit angst voor de hel, maar grote aantallen zullen God hierdoor verwerpen. Angst is een goede motivatie, maar liefde is beter. Toch zijn we hier niet om tactieken te bespreken, maar om de waarheid te vinden. Ik geloof dat de waarheid van bemiddeling de impuls zal zijn voor de laatste wereldwijde opwekking waardoor de aarde in het Loofhuttentijdperk zal komen. Jezus Christus zal geen DWANG hoeven te gebruiken om de volken te onderwerpen, want als ze Hem eenmaal kennen zal Hij bewijzen dat Hij ‘de Wens van de heidenen’ is (Haggai 2:8, SV). Openbaringen 15:4 stelt de volgende vraag,

4 Wie zou u, Heer, niet vereren, uw naam niet prijzen? Want u alleen bent heilig. Alle volken zullen komen en zich voor u neerbuigen, want uw rechtvaardige daden zijn geopenbaard.’

DE GEESTELIJKE GAVEN EN BEDIENINGEN

Het komt misschien vanwege het idee van de totale verdorvenheid van de mens dat christenen geloven dat ongelovigen moedwillig God haten. Maar dit is echt niet het geval. Het grootste gedeelte kent Hem simpelweg niet en ze weten ook niet hoe ze met Hem in contact kunnen komen. Zelfs nadat ze hebben gehoord van Jezus Christus zijn velen bang voor Hem, omdat ze Hem hebben gehoord door de boodschap van oordeel en angst. Dit geeft mensen vaak een verkeerde indruk van Hem en ze hebben de neiging om Jezus Christus te zien als de zoveelste tiran om bang voor te zijn waardoor ze Hem zoveel mogelijk willen ontwijken.

Ik geloof zekerlijk dat Hem kennen, Hem liefhebben is. Toen Jezus rondwandelde op aarde werden de mensen tot Hem getrokken door Zijn liefde en zorg voor hen. Als christenen ook dezelfde liefde en zorg vertonen, voornamelijk als God Zijn woord heeft gevestigd met de daarbij horende tekenen, zal de massa samenstromen om van Jezus te horen. Zulke mensen haten Jezus Christus niet; zij kennen Hem simpelweg niet en ze wachten op Zijn discipelen om hen het karakter en het werk van Jezus te laten zien. De dag komt dat dit op een tamelijk grote schaal zal gaan gebeuren. Ik geloof dat dit in de wereld zal exploderen met de vervulling van het Loofhuttenfeest. Dit is als Jezus’ woorden zullen worden vervuld toen Hij zei in Johannes 14:12,

12 Waarachtig, ik verzeker jullie: wie op mij vertrouwt zal hetzelfde doen als ik, en zelfs meer dan dat, ik ga immers naar de Vader.

De Statenvertaling vertaalt het specifieker,

12 Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en zal meerder doen, dan deze; want Ik ga heen tot Mijn Vader.

Toen Jezus opsteeg naar de rechterhand van de Vader stuurde Hij de Heilige Geest in Zijn plaats om inwoning in ons te nemen en, zoals beschreven staat, om ons geestelijke gaven en bedieningen te geven dat Paulus bespreekt in Efeziërs 4:7 en 8 (SV),

7 Maar aan elkeen van ons is de genade gegeven, naar de maat der gave van Christus. 8 Daarom zegt Hij: Als Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen, en heeft den mensen gaven gegeven.

Paulus citeerde uit Psalm 68:18 en 19 (SV), waar we een beschrijving vinden van het eerste Pinksterfeest onder Mozes bij de berg Sinaï.

18 Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinaï in heiligheid! 19 Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God!

Net zoals Mozes de berg beklom om de goddelijke wet te ontvangen als gave voor de mensheid, zo ook klom Jezus Christus op tot in de hemel om terug te keren in de vorm van de Heilige Geest om zodoende gaven te schenken aan de mensheid. Hij kwam om Zijn wet in ons hart te schrijven, in plaats van op stenen tafelen. Paulus vertelt ons in Efeziërs 4:11–13,

11 En hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren, 12 om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd, 13 totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus.

Psalm 68:18 zegt dat deze gaven ook behoren tot “de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God.” Het doel van het uitschenken van de Heilige Geest tijdens Pinksteren was tot voordeel van de wederhorigen (opstandige mensen, NBV) – niet om ze te erkennen in hun opstand, maar om hen zodoende geschikt te maken voor Gods inwoning. Oftewel, zij zouden gereinigd en gezuiverd worden totdat zij geestelijk volwassen zouden zijn “van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus.”

De Schrift leert duidelijk dat de mens in zijn ‘staat van dood’ in vijandschap verkeert met God en verzoening nodig heeft. Jezus Christus is naar de aarde gekomen, heeft Zijn bloed vergoten en is uit de dood opgewekt om zodoende alle volken te kunnen verzoenen. Zijn bloed, Zijn macht en Zijn liefde zal alle volken van de aarde tot Hem trekken.

Wij zijn ambassadeurs van de grootste boodschap dat de wereld ooit gehoord heeft.