Hoofdstuk 2: De Zonen van Jozef kregen de naam ‘Israël’

Hoofdstuk 2
De Zonen van Jozef kregen de naam ‘Israël’

 

Toen Jakob–Israël voelde dat hij ging sterven op de leeftijd van 147 jaar, zegende hij de zonen van Jozef het eerste en gaf hen het vruchtbaarheidsmandaat, wat toen het eerstgeboorterecht genoemd werd. Jakob bad over Efraïm en Manasse in Genesis 48:16 het volgende,

16 de engel die mij heeft bevrijd van alle onheil, hij geve deze jongens zijn zegen. Moge mijn naam door hen voortleven , en ook die van mijn voorouders Abraham en Isaak, en mogen zij zich over de hele aarde uitbreiden.'

Jakob refereert hier aan de engel met wie hij destijds gestreden had; de engel die hem de naam Israël gegeven had. Hij zegende zijn kleinzonen door hen erfgenaam te maken van de naam Israël. Deze zegen had specifiek betrekking op het vruchtbaarheidsmandaat, want hij zei dat ‘ zij zich over de hele aarde uitbreiden'.

Laten we hier ook opmerken dat de zonen van Jozef de naam Israël niet rechtmatig konden toe eigenen alvorens deze naam aan hen werd gegeven middels de zegen. Een natuurlijke zoon (via geboorte) is een Jakobiet; een Israëliet is een erfgenaam van het eerstgeboorterecht.

HET EERSTGEBOORTERECHT AAN JOZEF GEGEVEN

Ruben was de oudste zoon van Jakob. Zijn naam betekent ‘zie een zoon!'. Hij zou het eerstgeboorterecht hebben ontvangen, maar werd hiervoor gediskwalificeerd door de zonde. En daarom ging het geboorterecht over van hem op Jozef. In Gen. 49:22 zegende Jakob Jozef met de volgende woorden,

22 Een vruchtbare wijnstok (ben , ‘zoon, tak van de familieboom') is Jozef, een vruchtbare plant bij een bron, met ranken ( bath , ‘dochters) die reiken tot over de muur.

Het Vruchtbaarheidsmandaat wordt uitgedrukt in termen van zonen en dochters. Enerzijds is dit het Koninkrijk, als verlengstuk van de Koning (Heersersmandaat). De zonen en dochters zijn de burgers van dit Koninkrijk. Ten diepste gaat het Vruchtbaarheidsmandaat over de roeping om de geopenbaarde zonen en dochters van God voort te brengen, en niet alleen vleselijke kinderen. Dit recht zou naar Ruben zijn gegaan, maar omdat hij zich wetteloos gedroeg werd hij gediskwalificeerd. Hierdoor is Ruben zelf een beeld van diegenen die trachten zonen van God voort te brengen door vleselijke methoden.

Nadat Jakob de scepter had afgescheiden van het overige deel van het eerstgeboorterecht, betekende het eerstgeboorterecht alleen nog maar het Vruchtbaarheidsmandaat, de roeping om de geopenbaarde zonen en dochters van God voort te brengen – de ware burgers en erfgenamen van het Koninkrijk. Verborgen in de genealogie van Ruben wordt dit heel specifiek ‘het eerstgeboorterecht' genoemd 1 Kron. 5:1–2:

1 Zonen van Ruben, de oudste zoon van Israël – Ruben was de oudste zoon, maar omdat hij zijn vaders bed had ontwijd, ging zijn eerstgeboorterecht over op de nakomelingen van Israëls zoon Jozef, hoewel deze niet als eerstgeborene staat ingeschreven. 2 Juda was sterker dan zijn broers en er is een vorst (nagid , ‘leider, heerser, prins') uit hem voortgekomen, maar het eerstgeboorterecht ging over op Jozef.

Uit bovenstaande blijkt dat de genealogie van de Koninklijke Messiaanse lijn onderdeel was van het Heersersmandaat dat aan Juda werd gegeven, terwijl het eerstgeboorterecht zelf aan Jozef werd gegeven. Vele jaren later zalfde God David om koning te worden over Israël. Hij was uit de stam van Juda.

David en zijn zoon Salomo regeerden beiden veertig jaar over het Verenigde Huis van Israël. Nadat Salomo stierf, werd zijn zoon Rehabeam de nieuwe koning. Maar de bevolking kwam in opstand omdat ze weigerden de hoge belastingen te betalen die Salomo hen had opgelegd. Het Koninkrijk werd opgesplitst. De noordelijke tien stammen behielden de naam Israël , terwijl de zuidelijke twee stammen de naam van haar dominante stam ontving, Juda.

De noordelijke stammen hadden het recht om de naam Israël te dragen omdat onder hen Efraïm en Manasse zich bevonden – de stammen van Jozef. De splitsing van de twee koninkrijken veroorzaakte in wezen een scheiding (breuk) tussen de scepter en het eerstgeboorterecht. De scepter verbleef bij Juda in het zuidelijke koninkrijk; het geboorterecht verbleef bij Efraïm in het noordelijke koninkrijk.

DE SCEPTER AAN JUDA GEGEVEN

Genesis 49 somt de zegeningen op die Jakob aan al zijn zonen heeft gegeven. Hier zien we dat het heersersmandaat aan Juda wordt gegeven in Gen 49:8–12, terwijl het Vruchtbaarheidsmandaat aan Jozef wordt gegeven in Gen. 49:22–26. Jakob zegt tegen Juda,

8 Juda, jou zullen je broers bejubelen, voor jou buigt de vijand de nek, voor jou zullen mijn zonen zich buigen.

De naam ‘Juda' betekent lof. Het Hebreeuwse woord is yadah. De Concordantie van Strong zegt dat het “ gebruiken (uitsteken) van de hand betekent; of het werpen (van een steen of pijl); maar in het bijzonder betekent het vereren of aanbidden (met opgeheven handen).“ Wanneer iemand trouw zweert aan haar leider, moet hij meestal zijn handen verheffen om zijn eed te zweren. En zo vertelde Jakob dus aan Juda dat hij zou heersen over zijn broers met het Heersersmandaat.

9 Sterk als een jonge leeuw ben jij, je verovert je prooi, mijn zoon, en keert naar je leger terug. Juda gaat liggen als een leeuw, vol majesteit vlijt hij zich neer – wie zou hem durven wekken?

Het Heersersmandaat gaf aan Juda het symbool van de Leeuw. Dat is ook de reden waarom Jezus, toen Hij werd geboren uit de stam van Juda, bekend gemaakt werd onder de naam ‘de Leeuw uit de stam Juda'(Op. 5:5). Maar tezamen met dit symbool van grote kracht kwam ook een verantwoordelijkheid – Zijn leven geven voor Zijn broeders. De Leeuw moest dus gewillig zijn om af te dalen (neer te liggen) in de dood. De ware heerser, zoals uiteindelijk afgeschilderd door in Jezus Christus, moest dus de kracht van een Leeuw en de gewilligheid van een Lam hebben! Hierdoor was Jezus tegelijkertijd zowel de Leeuw als het Lam.

10 In Juda's handen zal de scepter blijven, tussen zijn voeten de heersersstaf, totdat hij komt die er recht op heeft, die alle volken zullen dienen.

Hier zien we opnieuw dat de Koninklijke ‘scepter' aan Juda wordt gegeven. Maar we zien hier ook dat dit wijzigt wanneer hij komt die er recht op heeft. De Statenvertaling vertaalt het als volgt,

10 De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.

Hier wordt gezegd dat de scepter niet zal wijken totdat Silo komt. Silo was de stad in Efraïm waar de Ark van het Verbond als eerste werd geplaatst (Joz. 18:1). Nadat de priesters corrupt bevonden werden, verplaatste God de Ark naar Jeruzalem, dat de hoofdstad van het Koninkrijk van Juda werd.

Jezus is geboren uit de stam van Juda, maar zijn troon werd opgeëist door de priesters en oversten van het Sanhedrin. Dit wordt uitgebeeld in de gelijkenis van Mat. 21:33–45, met in het bijzonder vers 38, waar de ‘wijnbouwers' tegen elkaar zeggen: “Dat is de erfgenaam! Kom op, laten we hem doden en zo zijn erfenis opstrijken.” Toen Jezus uit Juda kwam om het Heersersmandaat op te eisen, herkenden de leiders Hem als de erfgenaam, maar stemden niet in met zijn vreedzame wijze van handelen. Hij kwam als de Prins van Vrede (Vredevorst), in plaats van als een bewapende generaal die de Romeinen ging bevechten. Daarom vermoordden ze hun Koning en namen ze Zijn troon in.

Hierom werd Jezus, Koning der Joden, nooit uitgeroepen als Koning over de gehele aarde gedurende zijn leven als een Judeer. De discipelen die Hem erkenden als Koning werden de ware Judeers, zoals Paulus zegt in Rom. 2:28 en 29. Maar Jezus is naar de hemel opgevaren zonder dat Hij als Koning over de aarde gekroond is. Omdat de kerk de voortzetting is van de stam van Juda, ontving het de scepter tijdelijk totdat Christus voor de tweede maal zal verschijnen op deze aarde.

Bij Zijn tweede komst zal Hij niet komen uit de stam van Juda, maar uit de stam van Jozef. De scepter wordt dus afgenomen van de ware Joden (de Kerk) en wordt gegeven aan Yashua de Efraïmiet en aan Zijn lichaam, de overwinnaars. Zijn tweede werk is een Jozefs werk. Dit is ook de reden waarom Op. 19:13 Jezus beschrijft als komende “bekleed met een kleed (mantel) dat met bloed geverfd was” (SV). Jozefs mantel, zijn veelkleurige gewaad, was ook bebloed (Gen 37:31). Een meer complete studie over dit onderwerp wordt gedaan in het boek ‘The Laws of Seconds Coming' (De Wetten van de Tweede Komst, Hoofdstuk 11).

Het feit dat Juda de heerschappij moet overdragen aan zijn broer Jozef wordt ook afgebeeld in de droom van Jozef over de zon, de maan en de elf sterren die zich voor hem buigen. De droom profeteerde dat Jozefs ouders en broers uiteindelijk voor hem zouden buigen. Dit is ook wat gebeurde in het verhaal van Jozef. Dit leert ons wat het woord ‘totdat' betekent toen Jakob tegen Juda zei : De schepter zal van Juda niet wijken… TOTDAT Silo komt.” De scepter is slechts tijdelijk aan Juda gegeven totdat Jozef zijn roeping aanneemt.

Er was echter ook een vleselijk element aanwezig binnen Juda die de macht begeerde. Deze groep wilde alles, zowel de scepter als het eerstgeboorterecht. Deze mannen uit de stam van Juda (en haar Levitische priesterschap) hadden opstandige harten en vormden uiteindelijk de groep ‘slechte vijgen' die genoemd worden in Jeremia 24. Deze groep hebben we volledig beschreven in ons boek ‘Who is a Jew?' (Wie is een Jood?). In dat boek laten we zien dat er twee groepen Joden zijn; de goede en de kwade vijgen. De goede vijgen hebben Christus aanvaard, terwijl de slechte vijgen Hem kruisigden en Zijn troon opeisten. Vandaag de dag is ook deze groep slechte vijgen actief om het eerstgeboorterecht van Jozef op te eisen.

ZIONISME IS DE NIEUWE VERVANGINGSLEER

Vleselijk gerichte mensen proberen altijd hun macht over anderen te laten toenemen, en ze zullen er veelal niet voor terugdeinzen om geweld te gebruiken om hun doel te bereiken. Er is al duizenden jaren een enorm krachtige strijd gaande over de scepter en het eerstgeboorterecht, en op de dag van vandaag is deze strijd ook gaande onder ons. Gedurende de eerste komst van Jezus concentreerde deze strijd zich met name om de scepter – oftewel het recht om te regeren. In deze tijd voorafgaand aan de tweede komst van Christus concentreert de strijd zich met name om het eerstgeboorterecht (Vruchtbaarheidsmandaat) en om de rechtmatige naam die bij het geboorterecht hoort, namelijk Israël.

In beide gevallen leggen twee partijen claim op de roeping van zowel Juda als Jozef. Jezus en Zijn discipelen zijn de ware erfgenamen, maar ze worden door geweld tegengestaan door ‘slechte vijgen' die beweren dat zij de erfgenamen zijn vanuit beide roepingen. Vanuit Bijbels perspectief gezien zijn deze mannen gewelddadige dieven die proberen om de ware erfgenamen te vernietigen en te vervangen.

Jezus kwam als de Messias uit de Koninklijke lijn van Juda. Hij was de rechtmatige Vorst en eigenaar van de troon van David. Maar volgens de hogepriesters was Hij te vredelievend en te onderdanig aan de Romeinen om hun Messias te kunnen zijn. Daarom vermoordden de hogepriesters de Messias om Zijn troon naar zich toe te trekken. Dit had Jezus al voorzien en zegt in zijn gelijkenis in Mat. 37–39 het volgende,

37 Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. 38  Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar: “Dat is de erfgenaam! Kom op, laten we hem doden en zo zijn erfenis opstrijken,” 39 en ze grepen hem vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem.

De gelijkenis laat zien dat ze Hem herkenden als de Messias, de Zoon, de Erfgenaam. Zij waren hier niet blind voor. De normale burgers waren wel blind, omdat ze blind waren gemaakt door hun leiders, maar de hogepriesters begrepen precies wat er aan de hand was. Hun acties toonden aan dat zij antichristenen waren. Zelf de troon op eisen is een antichrist zijn, want het Griekse woordje anti betekent ‘in plaats van' of ‘vervangen'

In Matteüs 2:22 (Statenvertaling) lezen we het volgende:

22 Maar als hij hoorde, dat Archelaüs in Judea koning was, in de plaats van (in het Grieks: anti) zijn vader Herodes, vreesde hij daarheen te gaan; maar door Goddelijke openbaring vermaand in den droom, is hij vertrokken in de delen van Galilea.

In 2 Samuel 15 lezen we dat Absalom de troon van zijn vader David overnam en David verving als koning over Israël. Hij regeerde ‘ anti-David'. En omdat David een type van Christus is, is Absalom dus een type van de anti-christ. Regeren in plaats van een ander is op zichzelf niet verkeerd, maar de troon onrechtmatig opeisen betekent dat je een anti-koning bent. David zelf regeerde de troon van God (Christus). Het verschil was dat hij niet in opstandigheid regeerde en dat hij de troon niet onrechtmatig had verkregen. Hij was gezalfd door God om Zijn troon te regeren. Hij regeerde in onderwerping aan Jezus Christus, de Jahweh van het Oude Testament, gebonden aan Gods wet.

De Judeese heersers verkregen hun heerschappij echter onwettig. Zij verkregen hun troon op dezelfde manier als Absalom deze had verkregen. Daarom werden zij antichristen, zoals Johannes hen beschrijft in 1 Joh. 2:18-23. Daar zegt hij dat de antichrist diegene is die de Zoon (en dus de Vader) ontkent als de Gezalfde. Dit is een directe verwijzing naar het Judaïsme in de tempel van Jeruzalem die Jezus, de Zoon, de Erfgenaam niet erkende en Hem voor leugenaar uitmaakte. En wie de Zoon niet erkent, heeft ook de Vader niet (vers 23a).

Bij de eerste komst van Christus ging de controverse over de sce pter van Juda. Bij zijn tweede komst zal deze controverse gaan over het eerstgeboorterecht van Jozef. Zionisme is de primaire beweging die het Koninkrijk zelf wil overnemen; welk nut heeft het om de troon van David toe te eigenen zonder het eerstgeboorterecht ontvangen te hebben? Het eerstgeboorterecht is het Koninkrijk! Zij willen de wereld – het Koninkrijk van God – regeren als Gods uitverkorenen, maar ze willen dit doen door middel van geweld en dwang. Ze hebben al helemaal niet de intentie om hun

Koninkrijk te regeren in onderwerping aan Jezus Christus, Jezus zei immers over hen in Luk 19:14,

14 Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man koning over ons wordt!”

De coupe plegers hebben succes in het toe-eigenen en overheersen van het eerstgeboorterecht van Jozef en in het toe-eigenen van de eerstgeboortenaam Israël vanaf 1948. Door zichzelf Israël te noemen hebben de zionistische Joden feitelijk Jozef – Israël vervangen als de houder van het eerstgeboorterecht, althans dat is hun intentie. Eerst hebben ze dus de Koning van Juda vervangen en nu vervangen ze de Koning van Israël, beide keren door kracht en geweld. De eerste keer moesten ze de koning van Juda gewelddadig ter dood brengen. De tweede keer, in de veertiger jaren, moesten ze terroristische tactieken gebruiken om de Engelsen weg te sturen. De slechte vijgen hebben zo dus ook hun eigen vervangingstheologie.

De Joden van 1948 wilden hun land geen Juda of Judea noemen, omdat ze wisten dat het nodig was om Christenen ervan te overtuigen dat hier profetieën in vervulling gingen aangaande de verzameling van de verloren stammen van het Huis van Israël. Daarom noemden ze hun natie ‘Israël', en eigenden zich zo de naam toe van de zonen van Jozef uit Gen. 38:48. De Zionistische Staat ‘Israël' heeft onrechtmatig (onwettig) de plaats van Jozef ingenomen en zodoende de gedachte over het ware Israël veranderd in de hoofden van de Christenen. Ze hebben een groot deel van de Kerk ervan weten te overtuigen dat zij de erfgenamen zijn van het eerstgeboorterecht dat aan Jozef en zijn kinderen is gegeven. Ze hebben vele Christenen ervan weten te overtuigen dat het oude Jeruzalem, geregeerd door Joden, het begin is van het Koninkrijk van God op aarde. Iedere keer dat Christelijke zionisten hen Israël noemen, erkennen ze deze overheersers als de erfgenamen van het eerstgeboorterecht.

Dit is de echte kwestie waar de Kerk vandaag de dag mee geconfronteerd wordt. Het eerstgeboorterecht vertegenwoordigt het Koninkrijk, net zoals de scepter de Koning vertegenwoordigt. De Joodse priesters hebben Jezus vervangen op de troon, en nu wil de zionistische staat Israël het ware Israël vervangen als het Koninkrijk van God op aarde. Dit is hun methode van vervangingstheologie.

DE VERLOREN SCHAPEN VAN ISRAËL

Israël was de naam die de profeten gaven aan het noordelijke Tienstammenrijk, na afsplitsing van het huis van Juda. Toen het Noordelijke Rijk werd aangevallen en weggevoerd naar Assyrië, namen zij het eerstgeboorterecht ook mee in ballingschap naar Assyrië. Er is geen enkele plaats in de Bijbel aan te wijzen waar God zegt dat Juda de stammen van Jozef zou vervangen als de erfgenamen van het eerstgeboorterecht. Feitelijk is het zo dat toen deze stammen ‘verloren schapen' werden, zij in het spoor van hun vader Jozef traden, die ook een ‘verloren schaap' was en het oorspronkelijke profetische patroon eerder vestigde. Het eerstgeboorterecht leek verloren, maar niet op een manier dat het ontraceerbaar was.

Het leven van Jozef is profetisch voor wat er met zijn afstammelingen, de verloren schapen van het Huis van Israël, zou gaan gebeuren. Jozef was ‘verloren' en dood gewaand voor vele jaren. Maar hij was niet dood of verloren vanuit Gods perspectief. Terwijl hij in Egypte was, werd Jozef heerser over de wereld en uiteindelijk bogen zijn broers voor hem. Jozef was ‘gevonden' toen hij zichzelf openbaarde aan zijn broers.

Zo is het ook met het verloren Huis van Israël. Ze worden beschouwd als verloren door de mensen zoals we lezen in Ezechiël 34:8 , “en jullie, herders, keken niet naar mijn schapen om.” Dit komt omdat de herders Israël dood waande of verloren waren. Daarom zegt Ezechiël in 34:11

11 Dit zegt God, de HEER : Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen.

Het was Juda's idee om Jozef als slaaf te verkopen naar Egypte (Gen. 37:26,27). Het leek erop dat Juda er het meeste belang bij had om Jozef te verkopen. Ruben had zijn vaders bed onrein gemaakt en daarom het eerstgeboorterecht verloren (Gen. 35:22; 49:4 en 1 Kron. 5:1). De daarop volgende zonen, Simeon en Levi hadden ook geen aanspraak, vanwege de wrede daad die ze hadden verricht en daardoor de naam van hun vader door het slijk gehaald (Gen. 34:30). Juda heeft misschien wel geweten dat hij de eerste was die aanspraak zou maken op het eerstgeboorterecht. De enige die nog in de weg stond was de geliefde zoon van vader Jakob, Jozef.

Daarom heeft Juda waarschijnlijk voorgesteld om Jozef als slaaf naar Egypte te verkopen. Zijn motief is waarschijnlijk geweest om zichzelf zo te vervangen als houder van het eerstgeboorterecht. En het leek erop dat zijn plan zou slagen, omdat Jozef voor vele jaren verloren was. Het leek erop dat Juda alles zou erven. Maar uiteindelijk heeft Juda nooit het eerstgeboorterecht ontvangen. Het eerstgeboorterecht werd stilgehouden totdat Jozef gevonden werd. En uiteindelijk, toen Jozef gevonden werd, heeft zijn vader hem het eerstgeboorterecht gegeven.

De goddelijke wet vertelt ons dat wij verantwoordelijk zijn voor verloren schapen totdat de rechtmatige eigenaar ze opeist. Deze wet staat geschreven in Deut. 22:1 en 2,

1 Als u een verdwaald rund of schaap van een ander aantreft, moet u daar niet uw schouders over ophalen, maar het hem meteen terugbezorgen. 2 Woont de eigenaar ver weg of is hij u onbekend, dan moet u het dier onder uw hoede nemen totdat hij het komt halen; geef het dan aan hem terug.

Ezechiël vertelt ons dat Gods schapen het Huis van Israël zijn en dat ze ‘verloren' zijn. God veroordeeld de herders omdat ze niet zoeken naar Zijn schapen. Profetisch betekent dit dat de herders (voorgangers) normaal gesproken weigeren te zoeken naar de verloren schapen van het huis van Israël. Ze zeggen dat God een aantal schapen heeft onder het Joodse volk, dus waarom zouden ze de moeite doen om te zoeken naar die andere verloren schapen? Gods antwoord in deze is dat Hijzelf naar deze schapen zal zoeken (Ex. 34:11). Hij zal ze zeker vinden, maar zou het niet beter zijn in Zijn ogen indien de herders Zijn voorbeeld zouden volgen en ook zouden zoeken naar deze schapen?

Het doel van dit boek is om te zoeken naar deze schapen op elk niveau. Omdat zo weinigen hebben gezocht naar de verloren stammen van Israël, hebben de zionisten de kans gekregen om zichzelf uit te roepen tot de houder van het eerstgeboorterecht en zich Israël te noemen. Omdat vele Christenen het verschil niet eens kennen tussen Juda en Israël, zijn vele bedrogen om zodoende support te geven aan een vals Israël, een vals Sion en een vals Koninkrijk.

Christenen zijn bedrogen zodat ze zijn gaan denken dat het Oude Jeruzalem het beloofde zaad zou voortbrengen. Maar Paulus zegt ons dat het oude Jeruzalem Hagar is en dat zij niet het zaad van de belofte kan voortbrengen (Gal. 4:24). Het oude Jeruzalem is NIET de hoofdstad van het Koninkrijk van God. Jezus komt NIET om te regeren in de oude stad met haar hernieuwde tempel. Jezus is NIET van Hagar, maar van Sarah. In tegenstelling tot de slavin en haar zoon weg te sturen, zoals Paulus ons opdraagt, hebben de Christelijke zionisten Sarah en haar zoon weggezonden!

Dit is de reden waarom het zo belangrijk is om te zoeken naar de verloren schapen. Laten wij het niet toestaan dat Sarah wordt vervangen door Hagar. Laat ons niet toestaan dat Isaak wordt vervangen door Ismaël. Laat ons niet toestaan dat het oude Jeruzalem wordt vervangen door het Nieuwe Jeruzalem. Laat ons niet toestaan dat de slechte vijgen Israël overnemen. Laat ons niet toestaan dat de antichrist de ware Christus vervangt. Laat ons niet de vervangingsleer van Christelijke zionisten ondersteunen, zodat wij niet het verkeerde koninkrijk zullen dienen.